Dierlijk

Terwijl ik een sprintje over het tuinpad trek, huppelt mijn poes me vrolijk miauwend tegemoet. Ze weet het zeker, ik ga haar aaien. Luid snorrend versnelt ze haar pas en vlak voor me zet ze een sprong van blijdschap in. Maar ik denk alleen aan de trein die ik dreig te missen en ren verder naar mijn fiets. Mijn poes laat zich niet kennen. Ze schakelt soepeltjes over op een ongeïnteresseerde blik en gaat zich nuffig zitten wassen. Als ik rakelings langs haar race, keurt ze me geen blik waardig. 

De treincoupé is bijna leeg. Ik kies een plaats en maak het gezellig: thermoskan, boterham, mobieltje, mapje met werk. De trein trekt op en rolt langs een weiland. Een paard strekt hunkerend zijn hoofd uit naar een wandelaar die in zichzelf gekeerd voorbijloopt. Het paard ontbloot zijn tanden, ik zie de zwarte lippen trillen. Uit opengesperde neusgaten stomen witte wolkjes. De rechterachterhoef schraapt ongedurig over het gras.

Ook in de coupé klinkt plotseling gesnuif, luid en nadrukkelijk. Uit mijn ooghoeken zie ik hoe een man woedend naar zijn mobiele telefoon kijkt, die hij pal voor zijn gezicht houdt. Hij drukt met kracht op minuscule knopjes. Een geweldig diepe zucht volgt. De man laat de telefoon zakken, kijkt een niet-bestaand publiek aan en laat zijn ogen geërgerd rollen. Zijn rechtervoet schuift ongedurig over de vloer.

Als de conducteur binnenkomt, barst de man los. De wifi werkt niet. Bij-zon-der onhandig. De conducteur legt uit dat deze trein nog geen wifi heeft. Briesend vraagt de man waarom de reisplanner dit niet vermeldt. Om het onrecht te onderstrepen, kijkt hij nogmaals diep zuchtend naar zijn mobiele telefoon. Koortsachtig zoek ik naar een kwinkslag om mijn plaatsvervangende schaamte luchtig en toch niet mis te verstaan te verwoorden, maar er schiet me niets te binnen. Met een licht schuldgevoel berg ik mijn kaartje op.

De aansluitende trein heeft vertraging, rode lettertjes geven 10 minuten aan. Ik voel ongeduld opwellen, maar zoek snel een positieve wending: tijd voor een vers kopje koffie. Intens tevreden over mijn volwassen gedrag beklim ik de trappen naar de hal. In gedachten zie ik hoe mijn medereiziger vol bewondering naar me kijkt en tot inkeer komt.

De omroepberichten laat ik zen-achtig van me afglijden. In alle rust daal ik even later met een warme beker weer af naar het perron. Daar aangekomen zie ik nog net mijn trein wegrijden. Op de treinaankondiging zijn de rode lettertjes verdwenen. Ik voel mijn rechtervoet trekken, maar plant hem stevig op de grond en nip schijnbaar onaangedaan van de koffie.

 

Renske Postma, 4 november 2012