Bonte piet

Een jaar lang probeerde ik het Zwarte Pieten-debat te negeren. Het verstoorde mijn verwondering over dat buitenissige Spaanse stelletje, met hun merkwaardige gewoonten die net als in een droom toch heel natuurlijk lijken. Een paard dat onbekommerd over de daknok klost, pakjes die via de schoorsteen in schoenen belanden: geheimzinnig, maar voorstelbaar.

In het debat over de zwartheid der Pieten miste ik de dromen en verwondering. Voor- noch tegenstanders leken zich daarom te bekommeren en ik schoof een keuze voor me uit. Tot een grote supermarkt en een aan toeristen verslingerde stad mijn droom te grabbel dreigden te gooien. Het was tijd dat ik mijn positie ging bepalen.

Een Waddeneiland leek me de juiste plek voor bezinning. Zodra ik van de boot stapte, zette ik mijn tanden in de vraag of het Sinterklaasfeest nog past binnen de grenzen van de goede smaak. Met een stevige herfststorm in de rug ploeterde ik door de stadia van ontkenning, verwondering en berusting. De conclusie tekende zich ten slotte haarscherp af tegen de schoongeblazen horizon: een wijze witte man te paard met dansende zwarte knechten staat ver van eenentwintigste-eeuwse feestelijkheid. Een corrigerend tikje van de samenleving is beslist op zijn plaats.

Toen de storm was gaan liggen, vroeg ik me nog even filosofisch af of tradities niet per definitie uit de tijd zijn. Om te voorkomen dat ik me in academische verhandelingen zou verliezen, richtte ik mijn verrekijker op een wulp die zijn onwerkelijk lange snavel venijnig in de modder plantte. Ik wees mezelf erop dat een traditie het hier en nu heus wel kan naderen. Sint en Piet verloren al heel wat middeleeuwse trekjes toen de tijden daarom vroegen. Dreigen met de roe verdween geruisloos uit beeld, Piet werd minder eng en steeds vaker vrouw. Deze correcties voegden zich soepeltjes in traditie, verwondering en droom.

In mijn verrekijkerbeeld landde een luidruchtige groep bonte pieten. Het gitzwart, spierwit en knaloranje van de vogels was bepaald een feestelijk gezicht. Ik besloot dat de natuur een bron van inspiratie was. Een bont gezelschap van Zwarte en Witte Pieten zou naadloos passen in mijn droom, als ze hun felgekleurde pofbroeken en petten maar mochten houden.

De boot naar het vasteland naderde en ik stelde me Sint te midden van Zwarte en Witte Pieten op het dek voor. Voor ik het wist, stond ik uitbundig te zwaaien. Opgelucht stapte ik aan boord, klaar om met kloeke argumenten en een volmaakt alternatief de nachtmerrie van AH-blauwe en Goudse kaas-gele reclamepieten te bestrijden. Met dank aan de natuur.

 

Renske Postma, 26 oktober 2014